U bent hier:

Het Cantabrische gebergte

Datum:17/01/2025

In een kast hebben we dertig fotoboeken staan, handelend over evenzovele fietstochten door Europa, steeds van een maand lang en ongeveer 1500 kilometer. Verreweg het dikste  album is dat van onze tocht door het Cantabrische gebergte: een superervaring! We hadden al wel eerder, met plezier, in Spanje gefietst, door de Pyreneeën, van oost naar west en langs de Franse kant weer terug.

Dat was een zelfgemaakte route. Voor Cantabrië durfden we dat niet aan, het gebied zag er voor de eenvoudige vakantiefietser nogal heftig uit (dat bleek te kloppen). Onze gids werd daarom grotendeels Clemens Sweerman, die ons met zijn boekje van Pamplona naar (bijna ) Santiago de Compostella bracht, over de pelgrimsroute,  en noordelijk daarvan terug. Het gaat ons hier om dat laatste deel.

Het verschil tussen de heenweg en de terugweg kon niet groter zijn. Op de heenweg moest er wel wat geklommen worden, maar niet te gek. Op de terugweg zaten er lange beklimmingen in van rond de 10 procent. Pittig dus. Ook was je op de heenweg zelden alleen, altijd zag je wel medefietsers of lopende dan wel strompelende pelgrims, en waren er legio mogelijkheden om koffie te drinken (met wifi!) of je tent op te slaan. Op de terugweg zag je hele tijden niemand en waren de voorzieningen schaars, met weinig winkels, terrasjes en ook weinig campings, zodat je naar een casa rural moest zoeken, die dan nog vaak gesloten was. Met behulpzame mensen vonden we steeds wel onderdak.

Het grootste verschil zat in het karakter van de omgeving. Op de pelgrimsroute kwam je in flinke steden, zoals Logroño, Burgos of Leon, met schitterende kathedralen, op de terugweg waren de woonkernen veel bescheidener, ook met veel minder culturele hoogtepunten (wij zijn op die route iets na Lugo ingestoken). Daar stond tegenover dat de natuur daar veel meer te bieden had. De zuidelijke pelgrimsroute had nogal eens lange, saaie stukken, over zanderige wegen in een dorre natuur. Die natuur werd veel uitbundiger (en uitdagender) in het noorden, met schitterende vergezichten op groene dalen en witte, steil oprijzende bergen. Het was er ook veel groener. Hier moet het wel veel regenen, dachten we, al hebben wij daar niet veel van gemerkt, en daarom zullen er ook wel niet veel campings zijn. We fietsten nogal eens flink boven de 1000 meter. Dus was het fris.

Het Cantabrische gebergte is ruig en ongerept. Je kunt er wolven en beren tegenkomen (we zagen een dood beertje in de berm liggen).  Veel bloemen zie je ook en grote vogels. Het is een uithoek, daarom is het er zo rustig. Soms maakt de streek een wat desolate indruk. Je komt langs oude, verlaten mijnen, met verroeste torens en bergen gruis. Vaak, niet altijd, zien de dorpjes  er nogal armoedig uit, alsof het leven er is weggetrokken. Waar bestaan  de mensen hier van?, denk je. Er zijn wel kerkjes, ook wel heel aardige, maar dus geen kathedralen. De natuur, daar moet je het van hebben. Maar die is dan ook heel bijzonder.

Je fietst hier gewoon op de openbare weg. Dat heeft onze voorkeur, want dat zijn doorgaans  eeuwenoude  routes, die de dorpelingen zelf gemaakt hebben,  te voet of met een paard. Je ziet  hoe de mensen wonen en werken. Als je langs kanalen of over speciale spoortracés fietst volg je een ingenieur. Toch, er zijn uitzonderingen: de via verde (over een oud spoor) naar Estella is zo spectaculair, door tunnels en over een gigantische brug, dat je de ingenieur vergeet.

Zomaar een dag: de tocht van Villablino naar Villamanin, in open,  fris weer. Eerst is het nog wat druk met verkeer, ook dat komt voor (want veel wegen zijn er niet)  maar dan zitten we op onze geliefkoosde, superrustige weggetjes. We fietsen langs een groot blauw meer, omzoomd met helblauwe irissen en met orchideeën. Klimmend naar Aralla de Luna, een stil dorpje met mooi gerestaureerde huizen, maar zonder de mensen die daar zouden moeten wonen.  Warempel, we kunnen koffie krijgen bij een oude vrouw, die zich in de zon zit te warmen. Nu gaan we omhoog over steeds kleinere paadjes, met grote slingers, tot we bij een tunneltje arriveren. Als we daar doorheen komen houden we onze adem in: zelden hebben we zo’n prachtig landschap gezien. Links hoge, witte,  puntige rotsen, rechts, in de diepte,  een glinsterend meertje. Voor ons een met stenen en boompjes beklede vlakte. We zien een herder die zijn schapen weidt. Dit is Arcadië! We laten ons vanaf dit punt, de Mirador del Valle de Arbas, over de smalle, stille weg naar beneden zakken, tot aan Villamanin. Daar zou in de buurt een camping zijn. Die laten we liggen, het is veel te koud.  We vinden een kamertje, klein en bedompt, maar droog en warm.

Joke Janssen en Cees van Woerkum (meer op www.ceesvanwoerkum.nl)

Sponsoren


Zoeken