Peter van de Beek fietst van Zuid-Afrika naar Nairobi.
Hieronder lees je zijn verslag
Lilongwe, Malawi, di. 15 juli 2003, totaal 7163 km.
Vrienden!
Vanuit een onbewolkt Malawi (28 graden) stuur ik
hierbij het derde verslag van mijn fietsreis door
Afrika, heimelijk hopend dat jullie me nog niet
vergeten zijn. Ik zal proberen er een leuk & leesbaar
verhaal van te maken. Garantie daarop kan ik helaas
niet geven, want na een opwindende nacht is mijn geest
niet helemaal helder. Maar ik doe m'n best.
Wat vooraf ging
---------------
Eind februari ben ik naar Johannesburg (Z-Afrika)
gevlogen, met fiets, tent, muskietennet en genoeg
reservemateriaal om 12 maanden te kunnen overleven in
sub-Sahara-Afrika. Het plan is om in circa 7 maanden
van Kaapstad naar Nairobi (Kenia) te fietsen, solo,
maar in Malawi begeleid door een fietsvriendin.
Verloopt dat allemaal zonder zware ziektes en bijtende
beesten, dan fiets ik nog enkele maanden door via
Ethiopie, Sudan en Egypte. Op 3 mei heb ik bericht
over het stuk Jo-burg/Kaapstad, gevolgd door een
verslag op 8 juni van het traject Jo-burg/Francistown.
Nu een samenvatting van de derde etappe, van
Francistown naar Lilongwe.
Francistown/Nata/Kasane
-----------------------
In een slechte stemming verlaat ik op 10 juni
Francistown, Botswana. Het is al dagenlang koud en
miezerig, met harde wind en af en toe een donderklap.
Geen weer om vrolijk rond te fietsen. Maar 't meest
wordt mijn humeur bepaald door een onheilsmailtje van
Caroline, de fietsvriendin die me in Malawi zou
begeleiden. Eind mei is er een ziekte bij haar
geconstateerd die weliswaar niet levensbedreigend is,
maar zo ernstig dat ze direct is geopereerd. De
komende maanden, schrijft ze in haar mail, is van
werken of sporten geen sprake, laat staan van fietsen
in een ontwikkelingsland. Voorlopig woont ze weer bij
haar ouders, waar ze weinig anders doet dan rusten. In
wat een van de duurste gesprekken uit de geschiedenis
van Botswana Telecom moet zijn geweest, probeer ik
haar beterschap te wensen. Maar zij, de schat,
bekommert zich meer om de gevolgen van haar ziekte
voor mij - en ik geef toe, het voelt ineens tamelijk
zinloos en vrijblijvend om solo en zonder doel door
Afrika te fietsen. Ik had me erg verheugd op haar
komst. Nu moet ik me gaan instellen op een andere
tocht en een lange periode zonder reismaatje. Kan ik
die eenzaamheid aan? "Vast wel", zegt C. via de
satelliet vanuit Nijmegen. "Ik weet zeker dat 't je
gaat lukken."
Botswana is een relatief rijk en modern land, dat
economisch drijft op veeteelt en mijnbouw (diamant,
goud). Even on-Afrikaans (ik zou bijna zeggen saai) is
het gegeven dat het land al 40 jaar een stabiel
democratisch systeem kent, met regelmatige
verkiezingen, onafhankelijke rechtspraak en vrije
oppositie en pers. Circa 90 procent van het land
bestaat uit woestijn of half-woestijn, een gebied zo
uitgestrekt als Frankrijk, maar zeer dunbevolkt (nog
geen miljoen inwomers). De andere 1 miljoen
Botswanezen wonen in een smalle strook langs de grens
met Zuid-Afrika. Ga je naar een plek buiten die
strook, dan dien je slim te plannen en op tijd
voorraden in te slaan, want de afstanden zijn groot.
Van Nata naar Kasane bijvoorbeeld, bij de grens met
Zambia, is het zo'n 300 kilometer leegte, met alleen
een bosbeheerderskamp na 105 km, en een dorp na 200
km.
In Nata koop ik daarom 2 broden, 5 blikjes vis,
spaghetti, benzine voor de brander, fruit, vruchtensap
en 7 liter water, genoeg om het twee dagen te redden.
Bij cafe Crossroads (bij de kruising) informeer ik
naar de route. "Het wemelt er van de wilde dieren",
vertelt de eigenaar. "Olifanten, buffalo's, misschien
ook leeuwen. Een erg gevaarlijk stuk." Als ik zeg dat
dat misschien reden voor me is om een lift aan een
vrachtwagen te vragen, antwoordt hij: "Not maybe! You
take that lift, young man! I have lived in Botswana
for 67 years now, so I know what I'm talking about!"
Even sta ik op het punt om een truck aan te houden.
Maar volgens de politiecommissaris van Nata heb ik
weinig te vrezen - door de droogte concentreren de
dieren zich langs de grote rivieren in het noorden.
Nou, vooruit dan maar. Slingerend van alle extra
kilo's begeef ik me op weg naar Kasane, de leegte in.
Uit mijn dagboek: "Slaapverwekkende route, vlak en
kaal, nauwelijks schaduw, 1 of 2 auto's per kwartier,
wind schuin van rechts, soms tegen, dan weer achter.
Geen enkel dorp of kruising-met-winkel, zelfs geen
boerderijen, een enkele keer een zanderig zijpad. Om
de monotonie te doorbreken stel ik mezelf
tussendoelen: eerste drinkpauze na 25 km, koffie met
koekjes na 40 km, lunch tussen km 60 en km 70. Bij km
69 een veterinaire controlepost, d.w.z. een slagboom,
een goot met ontsmettingsvloeistof tegen mond- en
klauwzeer, een tentenkamp, een radiomast en een grote
tank met drinkwater. Vriendelijke controleurs, die me
in de schaduw van hun tent uitnodigen om m'n lunch te
eten (1 blikje vis). Prettig, want het is smoorheet,
zeker 32 graden. Niettemin vinden sommige controleurs
het maar frisjes, twee vrouwen dragen zelfs wollen
truien. Nee, dan 's zomers, dan wordt het hier met
gemak 40 graden, soms zelfs 50." Twee dagen en zo'n
200 km later schrijf ik in mijn reisjournaal: "Vlak
voor de koffiestop een giraffe aan de linkerkant van
de weg, die traag wegdraaft als ik nader. Verder geen
wilde dieren, behalve wat wilde zwijnen, impala's,
roofvogels en een groep van 40 bavianen die de weg
over rent. Af en toe speur ik geconcentreerd het bos
af naar grazende olifanten of doezelende leeuwen, maar
meestal vergeet ik dat ik door een forest reserve
rijd." Na drie dagen bereik ik Kasane, nog immer
zonder een ontmoeting met een gevaarlijk dier. Wel een
beetje jammer, het had zo spannend kunnen zijn...
Kazangula/Victoria Falls
------------------------
Na een bezoek aan Chobe National Park, een schitterend
wildreservaat langs de Chobe rivier, steek ik op dag
109 bij Kazangula de Zambezi over, de grensrivier met
Zambia. De overgang van welvarend, geordend Botswana
naar arm, chaotisch Zambia is direct duidelijk. "De
ferry over de Zambezi is een all-African experience",
noteer ik. "Een tamelijk gammele schuit uit de jaren
voor de onafhankelijkheid, met een dek van
versplinterde planken en ijzeren platen die decimeters
omhoog krullen, voorzover ze niet ontbreken. Onder
dikke wolken dieselrook aanvaarden we de overtocht,
een reis van 20 minuten. We, dat zijn 1
vrachtwagencombinatie, een dozijn voetgangers, 1
Landrover met Zuidafrikaanse zendelingen en 1 fietser.
De wachttijden voor autoverkeer op de enige verbinding
tussen Botswana en Zambia liggen in de orde van een
halve of een hele dag, dat laat zich vlot uitrekenen.
Aan de overkant geen probleem met de Zambiaanse
douane. 'Op weg!', galmt het door m'n hoofd. 'Dit is
het echte Afrika!'"
Twee dagen later wandel ik in gezelschap van Hideki,
een Japanse motorrijder op wereldreis, naar de
Zambiaanse kant van de Victoria Falls, de watervallen
in de Zambezi op de grens met Zimbabwe. Maar eerst
even wat cijfers & geschiedenis. De Victoria Falls
zijn zo'n 1700 meter breed en 110 meter hoog, bijna 2
keer breder en hoger dan de Niagara Falls in de VS.
Aan het eind van het droge seizoen stroomt er circa 1
miljoen liter water PER SECONDE over de rand, bij hoog
water het tienvoudige, het dubbele van het
Niagara-volume. De enorme nevelwolken die daarmee
gepaard gaan, zijn zichtbaar tot op 80 kilometer
afstand. De locale naam voor de falls, voordat ze door
de Schotse missionaris David Livingstone naar Queen
Victoria werden genoemd, luidde dan ook Mosi-oa-Tunya,
"de rook die dondert". Ironisch genoeg was Livingstone
hevig teleurgesteld toen hij in 1855 de watervallen
ontdekte. Het enorme obstakel frustreerde immers zijn
streven om de Zambezi te gebruiken als transportroute
voor bijbels en handelswaar naar het hart van Afrika.
Pas nadat het nieuws van de ontdekking Londen had
bereikt, en daar een sensatie veroorzaakte, overwon
Livingstone zijn teleurstelling en schreef hij de
befaamde zinnen "No-one can imagine the beauty of the
view from anything witnessed in England. Scenes so
lovely must have been gazed upon by angels in their
flight."
Terug naar juli 2003. De Vic Falls zijn nog steeds
even lovely en beautiful als in 1855, een
onvoorstelbaar mooi gezicht. Maar het meest
indrukwekkend is het geluid - een grommend ruisen, een
muur van gebulder, alsof er langzaam een oneindige
vrachttrein door je hoofd dendert. Uit m'n
reisjournaal: "Door de nevelwolken (het is hoog water)
is de voet van de waterval niet te zien, maar je hoort
het kolkende water zich een uitweg door de Batoka
Kloof persen. Aan beide kanten van de kloof liggen
stukken regenwoud die gevoed worden door de nevel, een
wonderlijke tegenstelling met de kurkdroge omgeving
boven de kloof. Hideki en ik huren poncho's om langs
de falls te lopen, maar zelfs met zo'n oliejas aan is
het nog moeilijk om droog de overkant van de
voetgangersbrug te halen - van boven worden we belaagd
door stortbuien, en van onder door opgestuwde nevel.
Het is grappig om met Hideki op pad te zijn, hij is
kinderlijk blij met de mooie uitzichten. Met z'n
digitale video legt hij alles vast, om op te sturen
naar z'n verloofde, die thuis in Osaka op hem wacht.
Ze moet wel veel van 'm houden. De reis door Siberie,
Europa en West-Afrika kostte al 14 maanden, en voor
het vervolg door Oost-Afrika, Azie, Australie en
Amerika rekent H. op nog een jaar of twee."
Lusaka/Chipata
--------------
Via Lusaka, de hoofdstad van Zambia, rijd ik in de
weken rond 1 juli naar het oosten, richting Chipata en
Malawi. Een vermoeiend stuk van 1200 km, want de weg
telt veel kuilen en gaten, en vrijwel elke dag staat
er een straffe zuidoostenwind, die me het liefst weer
terugduwt naar Botswana. Desondanks ervaar ik dit
traject niet als vervelend, integendeel. Het landschap
is groen en afwisselend, de mensen zijn in het
algemeen heel vrolijk en hartelijk, en ondanks de
eenvoud en de armoede is er altijd voldoende goed
voedsel te koop - wat wil een mens nog meer? Uit mijn
reisdagboek: "Dinsdag 1 juli, dag 123,
Lusaka-Monkonka, 119 km. Na 15 km droogt het verkeer
uit Lusaka op, waarna ik de Great East Road vrijwel
voor mezelf heb. Warme dag, echt een dag om liters
vocht te verliezen. Interessant landschap: lange,
rollende heuvels, bananenbomen, acacia's, cactussen en
baobabs, en iets van de hoofdweg af een lint van
rieten hutjes. Hoog pluimgras langs de kant, tot zo'n
2 meter hoogte, waardoor het soms net lijkt alsof je
tussen Engelse heggen rijdt. Op de rand van het asfalt
veel grote cylindervormige zakken houtskool, te koop
voor 15-duizend kwacha (3 dollar). Families in de
dorpjes langs de weg kappen het hout ergens in de
omgeving, laten het drie dagen branden, en ziedaar, al
weer een zak houtskool. Dat is natuurlijk een recept
voor ontbossing, maar wie kan die keuterboertjes
ongelijk geven? Ze zijn arm, er zijn nog genoeg bomen,
en het geld is goed. 's Avonds aangeklopt in Monkonka,
een dorpje van tien hutten, ergens langs de Great East
Road. Van de chief (dorpsoudste) mag ik mijn tent
opzetten tussen wat bomen, dichtbij zijn huis en ook
dichtbij het geitenhok. Snel gekookt bij het licht van
de zaklantaarn, macaroni met tonijn. Prachtige
sterrenhemel, op een paar houtskoolvuurtjes na is er
geen achtergrondlicht dat de hemel kan verbleken.
Volgens de chief wordt de langgerekte sterrennevel die
we zien "de staart van de geit" genoemd. Als de staart
da/a/r staat (hij wijst zo'n 90 graden met de klok
mee), komen de regens. In die periode regent het soms
de hele dag. Maar als de staart daar staat (hij draait
een stuk verder), wordt het weer maandenlang droog. 's
Nachts veel gemekker van de reeel bestaande geitjes
naast me. Jaja, dan denk je dat het rustig is op het
platteland, ver weg van alle stadse rumoer. Vergeet
het maar. Een gemiddeld Afrikaans erf telt toch al
gauw een kraaiende haan, een half dozijn kippen, wat
geiten, een ezel of en koe, en soms een hond. Genoeg
voor een heel carnaval des animaux. Overigens laten de
geiten ook harde winden, ze kennen geen enkele
schaamte."
Lilongwe
--------
Op zondag 13 juli, dag 135, steek ik bij Chipata de
grens met Malawi over, en rijd de volgende dag door
naar Lilongwe. Nog net voor sluitingstijd ben ik bij
het postkantoor. Als ik geluk heb, ligt daar een
pakket voor me van Andre, mijn postmaster in Utrecht,
met reisgidsen, kleding, een buitenband en wat
onderdelen voor m'n haperende benzinebrander. En
zowaar, het is er al 3 dagen! Tevreden rijd ik met de
doos op het stuur naar de camping, zet m'n tent op, en
deel de nacht met een Telegraaf en een paar
Volkskranten van 3 weken geleden. Nooit geweten dat
oud nieuws zo opwindend kan zijn!
Tsala bwino,
Peter van de Beek
PS: dit verslag was natuurlijk weer veel te lang,
sorry; ik ben bang dat ik het nooit leer.
Hieronder lees je zijn verslag
Lilongwe, Malawi, di. 15 juli 2003, totaal 7163 km.
Vrienden!
Vanuit een onbewolkt Malawi (28 graden) stuur ik
hierbij het derde verslag van mijn fietsreis door
Afrika, heimelijk hopend dat jullie me nog niet
vergeten zijn. Ik zal proberen er een leuk & leesbaar
verhaal van te maken. Garantie daarop kan ik helaas
niet geven, want na een opwindende nacht is mijn geest
niet helemaal helder. Maar ik doe m'n best.
Wat vooraf ging
---------------
Eind februari ben ik naar Johannesburg (Z-Afrika)
gevlogen, met fiets, tent, muskietennet en genoeg
reservemateriaal om 12 maanden te kunnen overleven in
sub-Sahara-Afrika. Het plan is om in circa 7 maanden
van Kaapstad naar Nairobi (Kenia) te fietsen, solo,
maar in Malawi begeleid door een fietsvriendin.
Verloopt dat allemaal zonder zware ziektes en bijtende
beesten, dan fiets ik nog enkele maanden door via
Ethiopie, Sudan en Egypte. Op 3 mei heb ik bericht
over het stuk Jo-burg/Kaapstad, gevolgd door een
verslag op 8 juni van het traject Jo-burg/Francistown.
Nu een samenvatting van de derde etappe, van
Francistown naar Lilongwe.
Francistown/Nata/Kasane
-----------------------
In een slechte stemming verlaat ik op 10 juni
Francistown, Botswana. Het is al dagenlang koud en
miezerig, met harde wind en af en toe een donderklap.
Geen weer om vrolijk rond te fietsen. Maar 't meest
wordt mijn humeur bepaald door een onheilsmailtje van
Caroline, de fietsvriendin die me in Malawi zou
begeleiden. Eind mei is er een ziekte bij haar
geconstateerd die weliswaar niet levensbedreigend is,
maar zo ernstig dat ze direct is geopereerd. De
komende maanden, schrijft ze in haar mail, is van
werken of sporten geen sprake, laat staan van fietsen
in een ontwikkelingsland. Voorlopig woont ze weer bij
haar ouders, waar ze weinig anders doet dan rusten. In
wat een van de duurste gesprekken uit de geschiedenis
van Botswana Telecom moet zijn geweest, probeer ik
haar beterschap te wensen. Maar zij, de schat,
bekommert zich meer om de gevolgen van haar ziekte
voor mij - en ik geef toe, het voelt ineens tamelijk
zinloos en vrijblijvend om solo en zonder doel door
Afrika te fietsen. Ik had me erg verheugd op haar
komst. Nu moet ik me gaan instellen op een andere
tocht en een lange periode zonder reismaatje. Kan ik
die eenzaamheid aan? "Vast wel", zegt C. via de
satelliet vanuit Nijmegen. "Ik weet zeker dat 't je
gaat lukken."
Botswana is een relatief rijk en modern land, dat
economisch drijft op veeteelt en mijnbouw (diamant,
goud). Even on-Afrikaans (ik zou bijna zeggen saai) is
het gegeven dat het land al 40 jaar een stabiel
democratisch systeem kent, met regelmatige
verkiezingen, onafhankelijke rechtspraak en vrije
oppositie en pers. Circa 90 procent van het land
bestaat uit woestijn of half-woestijn, een gebied zo
uitgestrekt als Frankrijk, maar zeer dunbevolkt (nog
geen miljoen inwomers). De andere 1 miljoen
Botswanezen wonen in een smalle strook langs de grens
met Zuid-Afrika. Ga je naar een plek buiten die
strook, dan dien je slim te plannen en op tijd
voorraden in te slaan, want de afstanden zijn groot.
Van Nata naar Kasane bijvoorbeeld, bij de grens met
Zambia, is het zo'n 300 kilometer leegte, met alleen
een bosbeheerderskamp na 105 km, en een dorp na 200
km.
In Nata koop ik daarom 2 broden, 5 blikjes vis,
spaghetti, benzine voor de brander, fruit, vruchtensap
en 7 liter water, genoeg om het twee dagen te redden.
Bij cafe Crossroads (bij de kruising) informeer ik
naar de route. "Het wemelt er van de wilde dieren",
vertelt de eigenaar. "Olifanten, buffalo's, misschien
ook leeuwen. Een erg gevaarlijk stuk." Als ik zeg dat
dat misschien reden voor me is om een lift aan een
vrachtwagen te vragen, antwoordt hij: "Not maybe! You
take that lift, young man! I have lived in Botswana
for 67 years now, so I know what I'm talking about!"
Even sta ik op het punt om een truck aan te houden.
Maar volgens de politiecommissaris van Nata heb ik
weinig te vrezen - door de droogte concentreren de
dieren zich langs de grote rivieren in het noorden.
Nou, vooruit dan maar. Slingerend van alle extra
kilo's begeef ik me op weg naar Kasane, de leegte in.
Uit mijn dagboek: "Slaapverwekkende route, vlak en
kaal, nauwelijks schaduw, 1 of 2 auto's per kwartier,
wind schuin van rechts, soms tegen, dan weer achter.
Geen enkel dorp of kruising-met-winkel, zelfs geen
boerderijen, een enkele keer een zanderig zijpad. Om
de monotonie te doorbreken stel ik mezelf
tussendoelen: eerste drinkpauze na 25 km, koffie met
koekjes na 40 km, lunch tussen km 60 en km 70. Bij km
69 een veterinaire controlepost, d.w.z. een slagboom,
een goot met ontsmettingsvloeistof tegen mond- en
klauwzeer, een tentenkamp, een radiomast en een grote
tank met drinkwater. Vriendelijke controleurs, die me
in de schaduw van hun tent uitnodigen om m'n lunch te
eten (1 blikje vis). Prettig, want het is smoorheet,
zeker 32 graden. Niettemin vinden sommige controleurs
het maar frisjes, twee vrouwen dragen zelfs wollen
truien. Nee, dan 's zomers, dan wordt het hier met
gemak 40 graden, soms zelfs 50." Twee dagen en zo'n
200 km later schrijf ik in mijn reisjournaal: "Vlak
voor de koffiestop een giraffe aan de linkerkant van
de weg, die traag wegdraaft als ik nader. Verder geen
wilde dieren, behalve wat wilde zwijnen, impala's,
roofvogels en een groep van 40 bavianen die de weg
over rent. Af en toe speur ik geconcentreerd het bos
af naar grazende olifanten of doezelende leeuwen, maar
meestal vergeet ik dat ik door een forest reserve
rijd." Na drie dagen bereik ik Kasane, nog immer
zonder een ontmoeting met een gevaarlijk dier. Wel een
beetje jammer, het had zo spannend kunnen zijn...
Kazangula/Victoria Falls
------------------------
Na een bezoek aan Chobe National Park, een schitterend
wildreservaat langs de Chobe rivier, steek ik op dag
109 bij Kazangula de Zambezi over, de grensrivier met
Zambia. De overgang van welvarend, geordend Botswana
naar arm, chaotisch Zambia is direct duidelijk. "De
ferry over de Zambezi is een all-African experience",
noteer ik. "Een tamelijk gammele schuit uit de jaren
voor de onafhankelijkheid, met een dek van
versplinterde planken en ijzeren platen die decimeters
omhoog krullen, voorzover ze niet ontbreken. Onder
dikke wolken dieselrook aanvaarden we de overtocht,
een reis van 20 minuten. We, dat zijn 1
vrachtwagencombinatie, een dozijn voetgangers, 1
Landrover met Zuidafrikaanse zendelingen en 1 fietser.
De wachttijden voor autoverkeer op de enige verbinding
tussen Botswana en Zambia liggen in de orde van een
halve of een hele dag, dat laat zich vlot uitrekenen.
Aan de overkant geen probleem met de Zambiaanse
douane. 'Op weg!', galmt het door m'n hoofd. 'Dit is
het echte Afrika!'"
Twee dagen later wandel ik in gezelschap van Hideki,
een Japanse motorrijder op wereldreis, naar de
Zambiaanse kant van de Victoria Falls, de watervallen
in de Zambezi op de grens met Zimbabwe. Maar eerst
even wat cijfers & geschiedenis. De Victoria Falls
zijn zo'n 1700 meter breed en 110 meter hoog, bijna 2
keer breder en hoger dan de Niagara Falls in de VS.
Aan het eind van het droge seizoen stroomt er circa 1
miljoen liter water PER SECONDE over de rand, bij hoog
water het tienvoudige, het dubbele van het
Niagara-volume. De enorme nevelwolken die daarmee
gepaard gaan, zijn zichtbaar tot op 80 kilometer
afstand. De locale naam voor de falls, voordat ze door
de Schotse missionaris David Livingstone naar Queen
Victoria werden genoemd, luidde dan ook Mosi-oa-Tunya,
"de rook die dondert". Ironisch genoeg was Livingstone
hevig teleurgesteld toen hij in 1855 de watervallen
ontdekte. Het enorme obstakel frustreerde immers zijn
streven om de Zambezi te gebruiken als transportroute
voor bijbels en handelswaar naar het hart van Afrika.
Pas nadat het nieuws van de ontdekking Londen had
bereikt, en daar een sensatie veroorzaakte, overwon
Livingstone zijn teleurstelling en schreef hij de
befaamde zinnen "No-one can imagine the beauty of the
view from anything witnessed in England. Scenes so
lovely must have been gazed upon by angels in their
flight."
Terug naar juli 2003. De Vic Falls zijn nog steeds
even lovely en beautiful als in 1855, een
onvoorstelbaar mooi gezicht. Maar het meest
indrukwekkend is het geluid - een grommend ruisen, een
muur van gebulder, alsof er langzaam een oneindige
vrachttrein door je hoofd dendert. Uit m'n
reisjournaal: "Door de nevelwolken (het is hoog water)
is de voet van de waterval niet te zien, maar je hoort
het kolkende water zich een uitweg door de Batoka
Kloof persen. Aan beide kanten van de kloof liggen
stukken regenwoud die gevoed worden door de nevel, een
wonderlijke tegenstelling met de kurkdroge omgeving
boven de kloof. Hideki en ik huren poncho's om langs
de falls te lopen, maar zelfs met zo'n oliejas aan is
het nog moeilijk om droog de overkant van de
voetgangersbrug te halen - van boven worden we belaagd
door stortbuien, en van onder door opgestuwde nevel.
Het is grappig om met Hideki op pad te zijn, hij is
kinderlijk blij met de mooie uitzichten. Met z'n
digitale video legt hij alles vast, om op te sturen
naar z'n verloofde, die thuis in Osaka op hem wacht.
Ze moet wel veel van 'm houden. De reis door Siberie,
Europa en West-Afrika kostte al 14 maanden, en voor
het vervolg door Oost-Afrika, Azie, Australie en
Amerika rekent H. op nog een jaar of twee."
Lusaka/Chipata
--------------
Via Lusaka, de hoofdstad van Zambia, rijd ik in de
weken rond 1 juli naar het oosten, richting Chipata en
Malawi. Een vermoeiend stuk van 1200 km, want de weg
telt veel kuilen en gaten, en vrijwel elke dag staat
er een straffe zuidoostenwind, die me het liefst weer
terugduwt naar Botswana. Desondanks ervaar ik dit
traject niet als vervelend, integendeel. Het landschap
is groen en afwisselend, de mensen zijn in het
algemeen heel vrolijk en hartelijk, en ondanks de
eenvoud en de armoede is er altijd voldoende goed
voedsel te koop - wat wil een mens nog meer? Uit mijn
reisdagboek: "Dinsdag 1 juli, dag 123,
Lusaka-Monkonka, 119 km. Na 15 km droogt het verkeer
uit Lusaka op, waarna ik de Great East Road vrijwel
voor mezelf heb. Warme dag, echt een dag om liters
vocht te verliezen. Interessant landschap: lange,
rollende heuvels, bananenbomen, acacia's, cactussen en
baobabs, en iets van de hoofdweg af een lint van
rieten hutjes. Hoog pluimgras langs de kant, tot zo'n
2 meter hoogte, waardoor het soms net lijkt alsof je
tussen Engelse heggen rijdt. Op de rand van het asfalt
veel grote cylindervormige zakken houtskool, te koop
voor 15-duizend kwacha (3 dollar). Families in de
dorpjes langs de weg kappen het hout ergens in de
omgeving, laten het drie dagen branden, en ziedaar, al
weer een zak houtskool. Dat is natuurlijk een recept
voor ontbossing, maar wie kan die keuterboertjes
ongelijk geven? Ze zijn arm, er zijn nog genoeg bomen,
en het geld is goed. 's Avonds aangeklopt in Monkonka,
een dorpje van tien hutten, ergens langs de Great East
Road. Van de chief (dorpsoudste) mag ik mijn tent
opzetten tussen wat bomen, dichtbij zijn huis en ook
dichtbij het geitenhok. Snel gekookt bij het licht van
de zaklantaarn, macaroni met tonijn. Prachtige
sterrenhemel, op een paar houtskoolvuurtjes na is er
geen achtergrondlicht dat de hemel kan verbleken.
Volgens de chief wordt de langgerekte sterrennevel die
we zien "de staart van de geit" genoemd. Als de staart
da/a/r staat (hij wijst zo'n 90 graden met de klok
mee), komen de regens. In die periode regent het soms
de hele dag. Maar als de staart daar staat (hij draait
een stuk verder), wordt het weer maandenlang droog. 's
Nachts veel gemekker van de reeel bestaande geitjes
naast me. Jaja, dan denk je dat het rustig is op het
platteland, ver weg van alle stadse rumoer. Vergeet
het maar. Een gemiddeld Afrikaans erf telt toch al
gauw een kraaiende haan, een half dozijn kippen, wat
geiten, een ezel of en koe, en soms een hond. Genoeg
voor een heel carnaval des animaux. Overigens laten de
geiten ook harde winden, ze kennen geen enkele
schaamte."
Lilongwe
--------
Op zondag 13 juli, dag 135, steek ik bij Chipata de
grens met Malawi over, en rijd de volgende dag door
naar Lilongwe. Nog net voor sluitingstijd ben ik bij
het postkantoor. Als ik geluk heb, ligt daar een
pakket voor me van Andre, mijn postmaster in Utrecht,
met reisgidsen, kleding, een buitenband en wat
onderdelen voor m'n haperende benzinebrander. En
zowaar, het is er al 3 dagen! Tevreden rijd ik met de
doos op het stuur naar de camping, zet m'n tent op, en
deel de nacht met een Telegraaf en een paar
Volkskranten van 3 weken geleden. Nooit geweten dat
oud nieuws zo opwindend kan zijn!
Tsala bwino,
Peter van de Beek
PS: dit verslag was natuurlijk weer veel te lang,
sorry; ik ben bang dat ik het nooit leer.