ALGEMEEN

Fietsen door Amerika is improviseren. Het improviseren schuilt hem vooral in het feit dat Amerikanen zelf niet fietsen en dat er daarom nauwelijks fietsvoorzieningen zijn. Rond de grote steden is het een sport om fietsbare routes te vinden. Zelfs als je zorgvuldig je route voorbereid verzeil je nog geregeld op drukke wegen met veel verkeer. Op het platteland gaat het fietsen beter, maar ook daar kan het drukke verkeer een probleem zijn. Hoewel de meeste highways voorzien zijn van brede zijkanten (shoulders) zijn er ook nog altijd highways zonder die voorziening. In die gevallen drukken vrachtwagenchauffeurs je zonder pardon van de weg. Met name op de smalle wegen in Canada (Ontario) is dat een probleem.
Een ander probleem vormen de overnachtingen. Amerikaanse motels zijn duur en tenzij je beschikt over een oneindig budget ben je aangewezen op campings en de liefdadigheid van mensen langs de weg. Zo kwam ik er achter dat er een groot verschil is in prijzen van campings. De prijzen lopen uiteen van vijf dollar tot vijfentwintig dollar per nacht. De campings die aangesloten zijn bij de KOA (Kampgrounds of America) zijn wat dat betreft de ergste, maar met al het betaalde geld heb je dan wel gegarandeerd een douchegebouw, een voorziening die met name op campings van Nationale Parken nog wel eens wil ontbreken.
Gelukkig ben je in Amerika als budgetfietser niet alleen op campings aangewezen. Er zijn talloze andere manieren om goedkoper en gezelliger de tent op te zetten. Je kan altijd kamperen langs de weg en jezelf verstoppen achter wat bosjes. Een andere optie is het kamperen op het terrein van een school, omdat deze tijdens de zomervakantie bijna altijd verlaten zijn. Ik voelde me bij dit soort illegale kampementjes echter nooit op mijn gemak. Ik had dan ook de voorkeur om aan boeren en mensen langs de weg te vragen of ik op hun land mocht overnachten.
Boeren zeiden in de regel bijna altijd ja. Ook mensen met grote tuinen vonden het vaak erg leuk dat hun tuin eindelijk eens effectief gebruikt werd. In de regel waren de mensen gastvrijer hoe meer je van de grote steden en hoofdroutes af kwam. Met name in de plaatsjes in het Midwesten proefde ik bij de mensen een soort verguldheid dat ik uitgerekend door hun district kwam en bovendien ook nog eens bij hen logeerde.
Als je niet van het spontaan benaderen van mensen houd, maar wel graag de lokale bevolking wil ontmoeten, is Servas een uitkomst. Deze wereldwijde ideële organisatie bestaat uit vrijwilligers die het leuk vinden om reizigers te ontvangen en reizigers die het leuk vonden om de lokale bevolking van een land écht te ontmoeten. De regel is dat je twee nachten op een logeeradres logeert en dat je jezelf op de tussenliggende dag volledig onderdompelt in het dagelijkse leven van je gastheer of gastvrouw. In de praktijk betekent dit dat je met iemand mee gaat naar zijn of haar werk, deelneemt aan lokale festiviteiten zoals een dorpsfeest of kerkdienst, en dat je uitgebreid wordt voorgesteld aan familie en vrienden.
Ik had ongeveer elke twee weken een Servas-gastadres op de route en ik moet zeggen dat de mensen die ik via Servas ontmoette de gezichten werden van mijn reis. Aanmelding bij Servas kan ik dan ook van harte aanraden. Lid worden gaat via een gesprek met een Nederlandse (of Belgische) Servas-coördinator bij jou in de buurt.

DE ROUTE

Ik ben begonnen in Washington D.C. Ten eerste wilde ik het Witte Huis en het Capitool zien en ten tweede voelde ik me aangesproken om in dezelfde richting het continent te doorkruisen, zoals de eerste ontdekkingsreizigers dat deden. Een bijkomend argument om Amerika van oost naar west te doorkuisen was dat je meer tijd hebt om je fysiek voor te bereiden op de Rocky Mountains en de extreme omstandigheden van de woestijnen in het westen. Achteraf denk ik dat deze opzet geslaagd is, alhoewel de zware westenwind op de Great Plains zeker een probleem was. Deze westenwind wordt vaak aangevoerd als reden om van west naar oost te fietsen, maar met vroeg opstaan heb ik dit probleem zeker het hoofd kunnen bieden.
Alvorens de oversteek te wagen ben ik vanaf Washington D.C. eerst noordwaarts naar New York gefietst. Het gaf een kick om de “Big Apple” van zuid naar noord te doorkruisen, al heb ik met veel problemen te kampen gehad. Naast veel materiaalproblemen als gebroken spaken en een afgebroken lowrider viel mijn geplande route via de kust van New Jersey totaal in duigen. De brug over de Chesapeake Bay bij Annapolis en de bruggen naar Staten Island bij New York zijn namelijk verboden voor fietsers en er zijn geen alternatieve manieren om deze zeebaaien over te steken, tenzij je met fiets en al een taxi over de brug neemt. Dit sprak mij niet aan en daarom heb ik naar New York een route genomen die veel meer landinwaarts lag.
In de agglomeratie van New York wachtte me desalniettemin diverse probleempjes. Voor fietsers is de Hudson-river namelijk alleen te kruisen via de Washington Bridge in het noorden en met het pontje bij Weehawken in het zuiden. Probleem bij deze zuidelijke toegangsroute naar Manhattan is dat er behalve de Hudson ook de parallelle Hackensack-river moet worden overgestoken. Dat is voor een fietser bijna onmogelijk. Op mijn kaart leek de brug van Newark naar Jersey City de enige aanvaardbare optie, maar ik moet zeggen dat ik deze brug met serieus levensgevaar genomen heb. Ik raad het ten strengste af om deze fietsactie ooit te herhalen. Vermoedelijk is fietsen op deze brug ook verboden, al werd dat nergens met een bordje vermeld.
Manhattan zelf was geen enkel probleem. Het verkeer staat er zo vast dat de auto’s zich van rood stoplicht naar rood stoplicht slepen. Met de fiets is het makkelijk om dit tempo bij te houden. De bruggen van Manhattan naar Brooklyn en Queens zijn bovendien zeer fietsvriendelijk. Om de stad uit te komen kan ik de route langs de westoever van de Hudson aanraden. Deze was opmerkelijk stil en simpel.
Buiten de stad zette ik koers naar de Appelachen, die zich gemakkelijk lieten beklimmen. Wat waarschijnlijk hielp was de vroege tijd in het jaar (eind mei), want ik kan me voorstellen dat de wegen er in de zomervakantie ongekend druk zijn.
Door New York State was het meestal aangenaam fietsen omdat er veel B-weggetjes zijn. Het enige probleem was het vinden van een goede gedetailleerde kaart, want die zijn er over het algemeen niet. Dit betekent dat ik op de gok het ene na het andere weggetje in sloeg, waarbij ik nauwkeurig de zon in de gaten hield voor het bepalen van de richting. Wat hielp is om soms even een benzinestation in te lopen en op een lokale kaart te kijken om mezelf een beeld te vormen van de omgeving. Soms waren op de lokale kaarten goede doorgaande routes te vinden die niet op de RandMcNally State-kaarten stonden. Deze werkwijze ben ik tot voorbij de Grote Meren blijven gebruiken.
De Grote Meren; die zijn echt groot! Na een bezoek aan de Niagara watervallen op de grens met Canada ben ik Lake Ontario overgestoken naar Toronto met een draagvleugelboot van Seaflight Hydrofoils. Ten tijde van mijn coast-to-coast was dit geen reguliere veerdienst, maar werd er slechts op aanvraag gevaren. Vanaf Toronto ging het voort via Zuidwest-Ontario, alwaar ik bij het plaatsje Sarnia de V.S. weer ben binnengegaan. Ook hier was er weer het probleem van een voor fietsers verboden brug, maar gelukkig was de brede St. Clair-rivier over te steken met een lokaal pontje ten zuiden van Sarnia. De laatste veerdienst die het vermelden waard is steekt Lake Michigan over van Ludington naar Manitowoc. Het oude stoomschip met de naam SS Badger maakte de overtocht in ruim drie uur en deed me beseffen dat de Grote Meren echte binnenzeeën zijn!
Na deze overtocht waren voor mij alle problemen met veerdiensten en verboden bruggen voorbij en begon het koersen door de graanstaten Wisconsin en Iowa. In beiden staten vond ik talloze rustige binnenwegen, maar was ook het fietsen op drukkere highways regelmatig noodzakelijk. De harde westenwinden speelden me regelmatig parten. De Missisippi stak ik over bij Cassville, ten zuiden van Prairie du Chien. De oversteek van de Missouri wachtte me bij Sioux City.
Bij het binnenrijden van Nebraska zat ik inmiddels twee maanden op de fiets en was ik klaar voor de leegte. Er zijn twee doorgaande routes van oost naar west door Nebraska; de zuidelijke route langs de Platte-rivier en de noordelijke, via Valentine. Ik koos voor de noordelijke en boog al snel af naar Zuid Dakota, omdat ik werd aangetrokken door het Badlands National Park en de attracties in de Black Hills.
De Black Hills waren voor mij de eerste serieuze test voor de Rocky Mountains. Het is een aangenaam gebied om wat langer te vertoeven. Naast de in steen uitgehakte presidentenhoofden op Mount Rushmore zijn het indrukwekkende Custer State Park en de grotten van Wind Cave en Jewell Cave erg mooi. Wat me in de Black Hills echter ergerde was alle toeristische onzin die om deze attracties heen bedacht is. Zo liet ik me verleiden tot een nachtje kamperen op de Flintstones-camping bij het plaatsje Custer. Al met al stelde het niet al te veel voor, maar het is absoluut leuk voor kleine kinderen.
Na de Black Hills bezocht ik in de staat Wyoming de Devils Tower, een gigantische monoliet die hoog boven het omringende landschap uit steekt. Daarna ging het via Gillette en Sheridan naar de Bighorn Mountains. Het is wellicht interessant om te vermelden dat fietsen op de snelweg in Wyoming toegestaan is, want ten noorden van Sheridan moest ik noodgedwongen een stukje op de snelweg fietsen.
De Bighorn Mountains zijn een verhaal apart. Van beide kanten gaat de highway steil de bergen in en moesten alle zeilen bijgezet worden om de klim en afdaling tot een goed einde te brengen. Vergeleken met de geleidelijke klim naar Yellowstone Park verderop waren de Bighorn Mountains veel zwaarder, al mag de klim bij het binnenkomen van Yellowstone er ook best zijn. Yellowstone zelf is over het algemeen vrij vlak, alhoewel er vooral aan de randen van het park flink geklommen moet worden. Ik werd zelf gek van het drukke verkeer en de vele RV-caravans, die me voortdurend passeerden, maar ik was er dan ook in het hoogseizoen (begin augustus). Grand Teton National Park ten zuiden van Yellowstone is vele malen rustiger en ook highway 89 verder naar het zuiden was zeer goed te doen. Ten zuiden van het plaatsje Jackson was er zelfs zowaar een fietspad dat bijna twintig kilometer parallel aan de highway liep, een unicum!
Bij Salt Lake City was deze fietsvriendelijkheid echter weer geheel voorbij, want bij Ogden werd de highway ten strengste afgeraden voor fietsers en huisdieren, aldus het bordje dat ik in de berm zag staan. Salt Lake City is dan ook moeilijk benaderbaar voor fietsers, want eigenlijk zijn de interstates de enige wegen de stad in en uit. Vanaf Ogden in het noorden is er gelukkig nog wel om deze overvolle snelwegen heen te rommelen, alsmede naar het gebied ten zuiden van de stad. Omdat ik Salt Lake City van noord naar zuid doorkruiste had ik geen noemenswaardige problemen, maar voor fietsers die de stad van west naar oost willen nemen vrees ik het ergste.
Wat belangrijk is aan fietsen in Utah is te realiseren dat je er in de woestijn fietst. Er mogen dan wel overal plaatsen zijn, tussen de plaatsen in is er bar weinig bewoning. Op een dag had ik te weinig water bij me en de droge wind maakte mijn keel binnen een half uur gortdroog, zodat ik uiteindelijk uitgeput ergens moest aanbellen om water te vragen.
De enige doorgaande weg door Utah die voor fietsers waarschijnlijk goed te doen is is highway 89 van noord naar zuid. De meeste plaatsen liggen aan deze weg, die zich van de ene naar de andere vallei slingert. Voor het indrukwekkende Bryce Canyon National Park was ik echter genoodzaakt de doorgaande highway te verlaten en ook de Grand Canyon ligt niet op een doorgaande route.
Ik koos voor de noordkant van de Grand Canyon in verband met de relatieve korte afstand vanaf mijn hoofdroute van Utah naar Las Vegas. Een bijkomend voordeel van de noordkant van de kloof is dat deze veel hoger ligt dan de zuidkant. In plaats van dagenlang door de woestijn van Arizona te fietsen, reed ik nu over een met naaldbomen begroeide hoogvlakte, waar bovendien ook nog eens het nodige wild te bespeuren viel. Het enige nadeel van deze noordkant was de 70 kilometer lange doodlopende weg, die ik twee keer moest rijden. Het is overigens goed om te weten dat de camping van de Grand Canyon een speciaal gebied heeft voor fietsers en wandelaars, waarvoor niet gereserveerd hoeft te worden. Dit geldt ook voor de campings in Yellowstone, alhoewel sommige campingbeheerders daar behoorlijk onvriendelijk kunnen doen naar fietsende bezoekers.
Zion National Park is het laatste nationaal park dat ik in deze contreien bezocht. Ik fietste er naar toe vanaf het plaatsje Hurricane in het westen, omdat de toegangsweg vanaf het oosten gedeeltelijk verboden is voor fietsers. Dit heeft te maken met een gevaarlijke tunnel. Toch is Zion bijzonder fietsvriendelijk omdat de belangrijkste weg door het park is afgesloten voor het autoverkeer. De mensen worden vervoerd met shuttlebussen en dus heb je als fietser de weg bijna voor jezelf alleen, voor Amerika een bijzondere situatie!
Helaas is de route naar Las Vegas een ander verhaal. Bij het binnenrijden van de staat Nevada is interstate 15 de enige weg in de wijde omtrek. Ik moest 70 kilometer fietsen over de vluchtstrook. In de buurt van Lake Mead kon ik aan de snelweg ontsnappen door de schilderachtige route langs het meer te nemen, maar deze weg leidt door een zeer bergachtig landschap, waarop het fietsen maar langzaam vorderde. Het contrast met de stad was bij het binnenrijden van Las Vegas des te groter.
Na Las Vegas ben ik zuidwaarts gereden naar Boulder City, om vervolgens via highway 95 en via highway 62 bij het plaatsje Twentynine Palms uit te komen. Deze route in de richting van Los Angeles is stukken langer dan de directe route, maar was voor mij veruit te verkiezen boven een meer dan tweehonderd kilometer lange lijdensweg over een vluchtstrook van een snelweg. Het enige probleem is van de door mij genomen route is dat de San Gorgonio-pas er deel van uit maakt. Deze pas is bijna in zijn geheel zwart geasfalteerd met een tien banen brede snelweg. Toen ik er was kon ik naast de snelweg nog net een smal strookje asfalt van de oude highway vinden. Als die ook verdwijnt wordt deze route een echte hel...
Los Angeles zelf vond ik ondanks haar slechte reputatie zeer goed te doen op de fiets, maar dat zal te maken hebben met het feit dat ik na achtduizend kilometer fietsen door Amerika wel aan één en ander gewend was geraakt. Toch denk ik dat je door Los Angeles goed kunt fietsen, mits je een goede kaart hebt waarop veel achterstraatjes staan. De fietspaden langs de Grote Oceaan over de stranden bij Santa Monica en Redondo Beach waren daarbij van een bijzondere kwaliteit, bijna on-Amerikaans zo goed!

Eric van der Horst.

* Op de wereldwijde website van Servas (http://www.servas.org) is alle informatie te vinden die nodig is om lid te worden.
* De oversteek over Lake Michigan kan met de SS Badger (http://www.ssbadger.com)
* Op mijn eigen site (http://www.ericvanderhorst.nl) staan fragmenten van het door mij geschreven boekje “Where are you heading” over fietsen in Amerika. Ook vind je daar informatie over hoe dit boekje te bestellen is.