De overgang van Engeland naar Wales doemde ineens als een hoge hobbel voor me op. De grens bleek meer te zijn dan een topografische streep op de landkaart. Er veranderde echt iets wezenlijks. Het land werd ruiger en de mensen vriendelijker. Dat ook het weer slechter ging worden, viel de Welshmen niet aan te rekenen.
Ik fietste vandaag het traject Shrewsbury – Newtown van de Lôn Cambria (NCR 81), een route die dwars door Wales loopt tot aan de Ierse Zee. Cambria is middeleeuws latijn voor Cymru, de Keltische naam van Wales. Het beginstuk in dit landje zou ‘challenging’ zijn en terecht - zo heb ik mogen constateren.
De weg volgde de grote boog die de River Severn naar het zuiden maakte richting haar oorsprong op 610 meter in de Cambrian Mountains. Dat volgen klinkt leuker dan het was, want de doorgaande weg liep min of meer naast het riviertje, maar de fietsroute lag verderop in de heuvels. Die leek werkelijk over iedere top te gaan die maar gevonden kon worden. Met stijgingspercentages die op het onbehoorlijke af waren; 16 tot 20 procent scheen normaal te zijn. De weg ging steeds recht omhoog; de haarspeldbocht moesten ze hier nog uitvinden. Het voelde als traplopen; ik heb meermalen moeten duwen.
De afdalingen waren idem dito: vol in de remmen naar beneden en dan slipte ik er door mijn eigen gewicht nog doorheen. Als ik niet helemaal achter mijn zadel was gaan zitten, dan zou mijn achterwiel met bagage omhoog zijn gekomen en was ik genadeloos over de kop gegaan. Na een week op de pedalen was ik toe aan een pauze.
In Y Drenewydd, oftewel Newton, heb ik voor twee nachten een kamer genomen onder de hanenbalken. Het was boven een pub die al dateerde uit de achttiende eeuw, The Black Boy. De naam betekende schoorsteenveger, op zich een onschuldige term, maar die was recentelijk toch onder kritiek gekomen als onnodig denigrerend.
De kroegbaas dacht eraan om de naam te wijzigen in Llywelyn ap Gruffydd, zo heette eind dertiende eeuw de laatste prins van een onafhankelijk Wales. Dat voorstel werd in een ‘local vote’ echter verworpen, de autochtonen verwachtten dat zij er zelf ook over zouden struikelen na een paar pinten. Blijkbaar moet je nuchter zijn als je chocola wilt maken van het Welsh.
Ik kwam rond half vier aan. Het was een gezellige boel: veel mensen, het bekende repertoire van de Dubliners schalde uit de boxen, het bier stroomde overvloedig. Ik maakte de uitbater een compliment: het was hier heel wat levendiger dan in de Engelse pubs en dat zo vroeg al. “Yeah”, antwoordde hij, “they just had a funeral; he was quite popular”. Toen pas merkte ik al de zwarte stropdassen en dito kleding op. Ik heb maar gereageerd met “funerals tend to be social events indeed”.
Na de douche kwam ik beneden weer door de pub. Ik had mijn stuurtas aan een band over mijn schouder hangen en werd toegesproken door een treurende begrafenisganger: “Ah, a paperazzi. Got all your camera’s in that bag?” Ik - serieus als altijd – begon uit te leggen: tas, vastklikken op stuur, routekaart erop, ”I am cycling”.
”Did you hear that”, kraaide hij al over me heen, “a Viking, he's a Viking”. Blijkbaar had hij een taalprocessor die op woordherkenning werkte en nog niet aan zinsverbanden toe was. Of hij had last van zijn plengoffer voor de Hades. Het moest toen nog 6 uur worden. Gelukkig was de begrafenis vooraf uitgevoerd; anders had de kist morgen nog boven de grond gestaan.
Eindredactie: Chiel Broerse